Bijna de helft van alle jongvolwassenen in Vlaanderen is spiritueel dakloos

 

Er werd enkele jaren geleden bij jongvolwassenen van 18 – 25 jaar in het katholiek hoger onderwijs een onderzoek gevoerd naar hun levensbeschouwelijke opstelling en hun terugblik op het godsdienstonderwijs. Het onderzoek werd gevoerd vanuit de faculteit ‘Theologie en religiewetenschappen’ van de KU Leuven.

In deze faculteit heeft men een model ontwikkeld om levensbeschouwingen te classificeren aan de hand van de post-kritische geloofschaal (PKG-schaal). Geloofsstijlen worden er in vier groepen ingedeeld: 1 – letterlijk geloven | 2 – externe kritiek | 3 – relativisme | 4 – post-kritisch geloven. Wil je bijkomende uitleg over de PKG-schaal: bekijk hier een animatiefilmpje.

Een nieuwe levensbeschouwelijke classificatie

We nemen over uit de nieuwsbrief van de faculteit:

Al deze data stellen in staat om aan de hand van statistische analyse nieuwe levensbeschouwelijke categorieën te onderscheiden. De maatschappelijke tegenstelling tussen katholieken en vrijzinnigen is reeds vele jaren geen realiteit meer, zeker niet bij jongvolwassen. Een nieuwe categorisatie, op basis van statistische analyse van empirische data, is één van de belangrijkste resultaten van dit onderzoeksproject. In totaal telt de nieuwe categorisatie 7 levensbeschouwelijke groepen.
    • Ten eerste zijn er de katholieken (6%), een groep van gelovigen die geworteld zijn in hun religieuze traditie.
    • De nominaal christenen (20,3%) vormen een aparte groep: het betreft mensen die een zekere relatie hebben met de christelijke traditie, maar geen persoonlijke godsrelatie kennen. Ze grijpen in moeilijke situaties vaak terug naar christelijke waarden, maar zijn er niet op dagelijkse basis mee bezig.
    • Ten derde zijn er de moslims (2,2%), die evenals de katholieken geworteld zijn in hun religieuze traditie maar toch op een aantal vlakken duidelijk andere resultaten laten optekenen. Zo hebben zij een beduidend hogere letterlijk én post-kritisch geloof. Moslims zijn trouwens de enige groep bij wie het relativisme niet de hoogste score is.
    • De vierde groep werd ‘algemeen-religieus’ (28,5%) gedoopt: het betreft mensen die niet geworteld zijn in een religieuze traditie, maar een zekere openheid vertonen voor het transcendente. Deze groep laat zich echter door niemand in één hokje duwen.
    • Vervolgens wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de groepen vijf en zes: de pluralistisch-atheïstische groep (20,6%) plaatst geen publieke waarheidsclaim,
    • terwijl de normatief-atheïstische groep (11,8%) dit wel doet. Deze laatste stellen immers dat alles inzake religie of godsdienst verbannen moet worden en dat het atheïsme de enige waarheid is.
    • Tot slot kent de steekproef ook een beperkt percentage aan onverschilligen (3,1%). Hun onverschillige identiteit wordt echter gekenmerkt door een aversie ten aanzien van religies, waardoor zij de hoogste score van externe kritiek optekenen. In totaal kon 7,2% van de respondenten niet ingedeeld worden in deze categorisatie om willen van inconsequente antwoorden of het slechts beperkte invullen van de vragenlijst.

Bijna 50% spiritueel dakloos …

Uit deze enquête onder jongvolwassenen (18 tot 25 jaar)[1] onthouden we:

  • Nog slechts 6% erkent zich als katholiek praktiserend.
  • 20,3% nog wel de naam ‘christelijk’ dragen, maar zich niet meer echt verbonden voelt met het instituut ‘kerk’.
  • 28,5% van de jongvolwassenen noemt zich ‘algemeen religieus’, wat betekent dat ze niet anti-religieus zijn

Is het een te ver gaande conclusie als we de 20,3% nominaal jongvolwassen christenen en 28,5% algemeen-religieuze jongvolwassenen samenvoegen (= 48,8%) en deze groep in hun levensbeschouwelijk zelfverstaan aanduiden als ‘zich nergens thuis voelend’ of in een realiteit levend als ‘religieus en spiritueel dakloos’?

Daarnaast noemen 32,4% van de jongeren zich atheïstisch.

[1] https://www.kuleuven.be/thomas/nieuwsbrief/20210824/

Door wie zijn deze jongeren vertegenwoordigd?

Het humanistisch verbond, de katholieke kerk, de Moslimexecutieve en tal van andere kleinere levensbeschouwelijke koepels vertegenwoordigen wel de ‘erkende levensbeschouwingen’. Je kan ze in het gemeenschapsonderwijs mooi verticaal naast elkaar klasseren. Sinds 2011 spreekt men in het onderwijs van interlevensbeschouwelijke dialoog en interlevensbeschouwelijk samenleven. Hoe staat het daarmee? Wat is het effectieve rendement van deze doelstellingen? Of zijn het slechts politieke dekmantels waarbij in het onderwijs alles bij het oude blijft. We vrezen dat wat in Wallonië al ingevoerd is, ook in Vlaanderen beoogd wordt: het verminderen van het aantal levensbeschouwelijke lesuren. In de derde graad van het gemeenschapsonderwijs is het al zo ver. Men vermindert het aantal lesuren … maar moeten er niet juist bijkomen – weliswaar in een zeer open geest – los van erkende koepels …? Want we mogen de realiteit niet miskennen: (meer dan de) helft van de jongvolwassenen is door niemand vertegenwoordigd, dakloos als ze zijn. Waarom laten wij toe dat die koepels hun monopolie op een of andere levensbeschouwing blijven opeisen?

Kan deze vaststelling van levensbeschouwelijke dakloosheid ook niet tegelijk een verklaring zijn van het maatschappelijke symptoom dat we ‘zingevingscrisis’ noemen?

We hebben de levensbeschouwelijke (en vooral de godsdienstige) beleving naar de privé-sfeer verbannen. Met grote strijdvaardigheid van bepaalde politieke strekkingen. Daarom de vraag: moet er niet dringend terug publieke ruimte gecreëerd worden om mensen levensbeschouwelijk een verrijking aan te bieden? Met voorkeur: los van de ‘erkenning’ en de daarmee samenhangende publieke gelden? Welke tijdschriften bouwen nog ruimte in voor het levensbeschouwelijke functioneren – zonder te indoctrineren, maar ook zonder teveel ‘feel good’-artikelen. Welke ruimte is er levensbeschouwelijk gezien mogelijk op tv-zenders, voor podcasts, voor sociale media … ? Als we naar buurlanden als Nederland en Frankrijk kijken is daar wel ruimte voor.

Of misschien als alternatief: moet er in Vlaanderen (om ons daartoe te beperken) niet een centrum opgericht worden dat de ‘levensbeschouwelijke daklozen’ kan vertegenwoordigen, hen ondersteunen als het existentieel moeilijk gaat, en met grote aandacht voor preventieve levensbeschouwelijke zorg …?